Signaleren en roepen:
Er bestaan in de fietswereld vaste ‘codes’. Signaleer RUIM van te voren en geef de aanwijzingen naar achteren toe door!
-
Stoppen: (linker)arm omhoog + “Stoppen!”
-
”Paaltjes/obstakels op de weg: lage armbeweging naar achteren aan de kant waar het paaltje/obstakel staat + “Paaltje!”
-
Gevaar op de weg (bv een gat): de arm laag naar de grond wijzen aan de kant van het gevaar + “Gat!” (zo specifiek mogelijk roepen)
-
Grind op de weg: de arm laag naar de grond en hand een zwaaiende beweging laten maken + “Grind!”
-
Tegenligger links: linkerarm naar achteren bewegen + “Tegen!”
-
Tegenligger rechts (wandelaar, hardloper): rechterarm naar achteren bewegen + “Voor!”
-
Inhaler: geen armbeweging, “Auto achter!” (zo specifiek mogelijk)
-
Verandering van richting: hand duidelijk uitsteken naar links of rechts
-
1 vinger omhoog + “Single rijden!”: achter elkaar fietsen.
-
2 vingers omhoog: de situatie is veilig genoeg om weer 2 aan 2 te rijden
-
Bij pech: “Lek!”
Maak je deze 'Code' snel eigen. Het vergroot je fietsplezier!